Shmets,
In mijn vorige shmetpost waarschuwde ik jullie voor het grote gevaar van de Economiesletjes. Dat was trouwens geen eenmalige waarschuwing: het is belangrijk om je nog steeds elke dag te behoeden voor de Yucca, voor protectionistische studentenverenigingen vol beigegebroekte matrasgejaste roziereikels, en voor snobistische skibruinkoppen die Rechten studeren en hautaine shit schrijven in het belachelijke blaadje dat Schamper heet. Maar uit die verderfelijke invloedssfeer blijven, groentje van me, is maar één luttel onderdeeltje in je streven naar zelfbehoud. Het zou naïef zijn te denken dat Economiesletjes het enige gevaar vormen van alles dat studentikoos Gent te bieden heeft. Oh neen, verre van, eerstejaartje! Gent is als een jungle, met onheil schuilend achter elke hoek. Nu eens stoot je op gespierde maar intellectueel weinig ontwikkelde primaten (studenten L.O.), even daarna ben je plompverloren verdwaald geraakt in één of andere duistere uithoek van een oneindig bos (ergens op zo’n tussenverdiep van de Rozier), en voor je het weet wordt je lever uitgepikt door een paar hyena’s (de barmannen van ’t Kofschip). Ook de Economiesletjes dwalen hier rond, wachtend op hun papa’s die gratis junglebomen kappen voor hun KMO, maar na de vorige blogpost vormt het herkennen van deze soon to be Rivamilfkes geen probleem meer voor jullie. Een groter gevaar in de Gentse jungle is stil, leep, sluw, geruisloos, traag maar dodelijk. Het zijn roofdieren die je identiteit langzaam aantasten, en je kruist ze elke dag. Je huivert. Gelijk heb je. Ik heb het over de Dikke Seut (m/v). De Dikke Seut, dus. Bah. *spuwt een snotspeek op de grond*. Zie je ze daar staan? Sloffend door den UFO, onzeker als een albino bij Boko Haram, met de schouders zover mogelijk naar beneden hangend, met een vormeloze blauwe kawee, met een smikkel vol acné, en met ogen zonder ook maar een greintje karakter. Onzichtbaar lijken ze, maar onschadelijk zijn ze allerminst. Maak je alvast geen illusies: onze missie is niet om de Dikke Seut te leren yolo’en, want dat is verloren moeite. Uit de buurt blijven, da’s je enige bekommernis, of je leven zou wel eens erg kleurloos kunnen worden. En daarvoor is het natuurlijk cruciaal om te weten hoe je ze kunt spotten. De Dikke Seut: hoe herkennen we er één? Het is godsjammerlijk, eerstejaartje, maar de Dikke Seut kom je op dagelijkse basis tegen. Verbazend, niet? Je had altijd gedacht er nog nooit één tegengekomen te zijn, want welke personen zijn nu zo van charisma en zichtbaarheid ontdaan dat je je er tegen je tweede semester nog steeds geen voor de geest kan halen? Wel, daarin schuilt net de superkracht van de Dikke Seuten: ze zijn onzichtbaar. Maar mosterdgas is dat ook, en het zorgt er toch ook voor dat we er spontaan het scoutsspelletje ‘Menselijke Piramide’ van gaan spelen (check vooral de toffe foto’s!). Ik wil maar zeggen: onzichtbaarheid draagt extra gevaar met zich mee, want een ongeluk dat je niet ziet aankomen, richt meer schade aan. Probeer maar eens een stok in het wezen van een blinde man te gooien: wedden dat hij niet wegduikt? Verlaag je dus niet tot het niveau van die oogmongols, en bereid jezelf voor op het nakende onheil. Luister naar mijn raad, en word in vijf minuutjes een seutenspotter. Net als de Economiesletjes vallen de Seuten te herkennen aan een resem uiterlijke kenmerken. Het eerste verschil zit ‘m al in het geslacht: Seuten zijn tweeslachtig, Economiesletjes zijn louter wijf. Dat maakt de zoektocht er natuurlijk niet gemakkelijker op. Maar niet gevreesd: de losers verraden zichzelf wel door hun onwaarschijnlijke klederdracht. Om te weten wat Seuten dragen, volstaat het om in je kast te gaan snuffelen, om daar even je pornoblaadjes, schoolboeken en echte fucked up pornoblaadjes (in die volgorde) op te heffen, en om op je fotokaartje te kijken welke kleren je droeg op je plechtige communie/heidens lentefeest. Afgrijselijk, die kleren, “maar toen droeg iedereen dat”. Wel, eerstejaartje, nu dragen sommige kutkoppen dat nog steeds. De Seuten, namelijk. Laat de Jani in jezelf vrij (deels althans, het is niet de bedoeling dat mannen niet meer voor jou de trap op willen lopen) en ga op zoek naar de volgende propriëteiten: Hemdjes met korte mouwen; platte schoenen met glinsters; een mini-gelkuif in veel te weinig haar; witte driekwartsbroeken; meisjes met roze speldjes in hun plofhaar; jeansbroeken die steil naar beneden vallen; kankerstrakke paardenstaarten die glinsteren als olievlekken op de oceaan; wannabe edgy graphic op t-shirts van de JBC waardoor de Seut zich tevergeefs probeert voor te doen als lid van één of andere underground subgroepering: let bijvoorbeeld op doodskoppen en hartjes met messen door, en quotes als “I’m a dark spirit”, “Forever Hawaii” of “Rock n Roll chick”; een bril aan een fucking touwtje, bengelend langs het borstbeen; een t-shirt met daar ónder een shirt met lange mouwen; iets te lange blauwe kawees, waardoor de handjes niet meer volledig uit de mouwen komen – maar pas op: aan lange kawees kan je ook soms De Pedo (zie één van de volgende shmetposts) herkennen, maar die draagt alléén een kawee. Da's trouwens ook per definitie een Waal. Als je nog steeds geen enig idee hebt over wat voor persoon ik het nu heb, zou dat kunnen komen doordat je een professionele yoloist bent, en je dus nooit naar de les gaat omdat je continu wijve zit te hunte bij Bar Jan Cremer. Seutjes gaan namelijk áltijd naar de les, en tijdens hun springuren oefenen ze op hun cello, piccolo of bastriangel zodat ze op tournee kunnen naar Oost-Frankrijk met een groter collectief kamerplanten, één voor één ook gezichtelijk bezaaid met etter en pus. Met andere woorden: ze frequenteren plaatsen die jij als durfal mijdt als de pest. Maar moest je toch eens naar de les gaan – hetgeen ik afraad, wegens niet zo stoer -, bestaat de kans dus dat je je klasseut tegenkomt. Hoe herken je hem/haar dan, afgezien van de acharismatische klederdracht? Heel simpel: door (i) zijn geschuifel en (ii) zijn gemompel. Een Seut schuifelt, hij wandelt niet. Als-ie voor jou uit loopt, is het niet duidelijk of je te maken hebt met een keizerpinguïn met down of iemand die de fout maakte om zijn veters te strikken terwijl Pascal Smet achter hem stond. De rafeltjes onderaan de te lange en wijde jeansbroek verraden het al: de Seut schaatst door de gangen, om niet alleen onzichtbaar, maar ook onhoorbaar te worden. Dat vertaalt zich ook in hun manier van praten. In een verplichte les met een kleine groep studenten – als je daar al zit, NEE WA, high five! –moet de Seut tot spijt van zichzelf soms even aan het woord komen, maar doet hij dat op zo’n ingenieuze manier dat zijn stem uiteindelijk niet hoorbaar is. De lesgever vraagt iets. “Wat vond jij van de besproken tekst… Johan*?” De Seut heeft zijn naam gehoord, en moet tegen zijn zin uit zijn slapende pissebethouding rollen om deel te nemen aan een vorm van sociale interactie. “Johan?” De Seut gniffelt naar de buurjongen. “Ik? Hihihi.”. De buurjongen van de Seut kijkt met een vertrokken gelaatsuitdrukking naar de acné die zich een weg baant door de unibrow van Johan, en kan in zijn afgrijzen niet meteen antwoorden op de vraag. What the fuck is er mis met die gast, denkt hij. Ook de lesgever vraagt zich af waarom er geen antwoord komt. “Johan?”, herhaalt hij met dichtgeknepen ogen, niet helemaal begrijpend hoe iemand erin kan slagen basiscommunicatie zo kapot te ruisen. De stilte wordt letterlijk pijnlijk. De leerkracht richt zijn ogen ten hemel, en vraagt zich af waarom hij in godsnaam niet zoals in de gouwe jaren ’50 mag lesgeven, want met die liniaal in zijn handen lijkt het ineens erg aanlokkelijk om de langnagelige vingers van Johan tot koot te meppen. Jarenlange seconden verstrijken, de gezichten van alle leerlingen staan op ‘net shotje tequila gedronken en te weinig citroen erbij gekregen’, tot de Seut beslist binnensmonds een antwoord te mompelen, zoals een autistische kleuter die tegen de hond brabbelt. “Ja bruhmp olsk sjuhw…”, met minder en minder articulatie naar het einde van zijn wartaal toe. De lesgever heeft het al begrepen: Johan is een beetje een psycho, en sociale conventies zijn niet meteen aan hem besteed. Hij doet zelfs niet meer de moeite om een “Sorry, wat zei je daar?” te proberen, want hij weet dat Johan als respons daarop gewoon weer iets luider dan normaal zal uitademen. Ondertussen zitten jij en je klasgenoten al eeuwenlang met je vinger in de lucht om het maagtergende droefspel te beëindigen. Jij weet het antwoord ook niet, maar je wordt door je prof liever aanzien als een debiel, dan dat je nog een seconde langer medeplichtig moet zijn aan de teelbalverschrompelende stilte. Oef. Volgende week toch maar weer die les skippen. Herken je nog steeds de Seut niet in je klas? Wel, slecht nieuws. Jij bent de Seut. Bel eens naar Jani voor een make-over, of doe ons een plezier en steek morgenochtend een vork in je broodrooster. Groetjes, wij. De Dikke Seut: waarom is hij/zij gevaarlijk? Niks zo erg als je eigen bestaan naar de vaantjes te helpen. Vraag het maar aan onze lieve rectorin De Paepe, die door het door haarzelf gesponsorde voddeblaadje Schamper in de vernieling geschreven wordt en het dan ook nog eens braaf moet gaan uitleggen op Reyers Laat. De bitch worden van sukkels, in – en intriest. Een fout die wij niet gaan maken, nobel eerstejaartje. Het is cruciaal om losers te mijden, want zij kunnen je bestaan zomaar even naar de kut helpen. En de Losers der Losers, dat zijn Dikke Seuten. Levensgevaarlijk. Zonder zwanze gast. Maar hoe kunnen deze puistfabriekjes ons nu schaden? Wel, eerst en vooral zijn ze voor ons een gigantische bron van frustratie, stress en irritatie. Let er maar op: als je er ééntje spot, zal je instinctief neurotisch op je onderlip beginnen te kauwen, je vingerkootjes beginnen te kraken, of je ogen even dichtknijpen terwijl je een brutaal moordplan op de Johan in kwestie beraamt. Nu kan het zo zijn dat je nog nooit stilgestaan hebt bij deze handelingen als reactie op het zien van of zelfs praten met zo’n Seut, maar dat is niet erg. Laat het denken maar aan Sam over, zeg ik altijd. En het praten misschien ook. Foto’s zijn ook voor mij, en ik kan eigenlijk ook mooi zingen. Wanneer je tijd hebt, kan je ook mijn biceps eens uitchecken; bruiner dan de N-VA en harder dan de Franse Alpen. Soit, we wijken af, hoe komt het nu dat we met z’n allen gaan tandenknarsen bij het horen van een mompelende Seut? Het antwoord is simpel: omdat wij in tegenstelling tot hen wèl boss zijn. We kunnen er met ons superieur winnaarsverstand niet bij dat zulke mensen bestaan, mensen die door hun voorkomen en doeningen al na een milliseconde als fakking loser kunnen bestempeld worden. Het is ons onmogelijk om sympathie te voelen voor mensen die ambitie noch zelfrespect uitstralen, en ik denk dat we gelijk hebben. Het is in de eerste plaats dus belangrijk om deze sulletjes uit ons leven te bannen omdat we anders door frustratie vroegtijdig de pijp aan Maarten zullen geven. Of erger nog: dat we door levensmoeheid een Steve Stevaertje zetten (een sos worden dus). Plons. Maar in het kader van je identiteitsbehoud is een andere reden voor de seutskippings nog veel belangrijker: je dient de Seuten te vermijden om zelf niet te radicaliseren en te hervallen in hun extremisme van klungeligheid en totale passiviteit. Stel je voor dat je een jaar lang enkel en alleen met Seuten om moet gaan: elke dag geschuifel door de gangen, elke ochtend sukkels die zich wassen met deodorant, overal boterhammen met hesp en Clearasil Ultra, continu een stil gemompel in plaats van normale communicatie. Niet alleen word je dan completamente loco, maar waarschijnlijk word je ook nog eens besmet door hun loseritis en word je ‘één van hen’. Je vertoont minder en minder engagement, je lichaamshygiëne wordt almaar minder prioritair, je gaat notenleer volgen, je wordt gastcolumnist bij Kerk en Leven, en voor je het weet ben je helemaal geradicaliseerd en vertrek je met een vals paspoort richting Noord-Franse kust voor je Heilige Oorlog schelpzoeken. AVS interviewt je buren, “hij was nochtans nooit vriendelijk, echt zo’n normale yoloist”, je leraar wordt ervan beschuldigd niet genoeg op de seutsignalen gelet te hebben, de burgemeester van je stad wil je SIS-kaart laten afnemen wanneer je terugkeert, terwijl je ouders contact met je zoeken via Facetime, vergeefs, want als een echte loser heb jij nu Android. Zo wordt de draad met je oude levensstijl ineens doorgeknipt, en wordt je identiteit brutaal en stilletjes verkracht. Neen, eerstejaar, zo’n vaart mag het niet lopen. Behoed je voor Seuten, want radicaliseren naar zo’n wereldvreemd persoon is het ergste dat jou en je dierbaren kan overkomen. Ga dus eens KO in de Charlatan, skip die lessen, verbrand plastic in je achtertuin en draag contactlenzen. Word je in een groepswerk ingedeeld met de klasseut? Too bad, verander gewoon van richting en ga de avond zelf nog eens goed naar de kloten. Kortom: gebruik je gezond verstand. You only live once. Ik heb gesproken, Shmet (*de keuze voor ‘Johan’ als naam voor de Seut in het exemplarisch verhaaltje is niet gemotiveerd. Behalve dat het echt een pokkelelijke naam is, natuurlijk.) https://www.facebook.com/shmetblog
0 Comments
Leave a Reply. |
SONG OF THE MOMENT'Dans de Sirtaki' - De Romeo's |