Diederik ziet het niet meer zitten. Met loodzware oogleden staart hij naar zijn kraagloze halveliter, tot zijn optimistische wanhoop halfvol eerder dan halfleeg. Hij heeft zichzelf overschat. Een paar Duvels drinken, dacht hij een uurtje geleden op het kot van zijn beste maat, anders geraak ik niet zat tegen we de Poort hitten. Nu is het te laat. Hij moet ontnuchteren om half twaalf ’s avonds, maar dat gaat niet met zo’n klootzakken van vrienden die hem uitlachen als hij een watertje bestelt. Hij kent the drill: zo onopvallend mogelijk de pintjes die hij aangereikt krijgt onaangeroerd laten en als het even kan een cola meegrissen. En vooral niet in slaap vallen. Anders krijgt hij Jigglypuff-gewijs een paar fallussen in alcoholstift op z’n rood aangelopen gezicht getekend. De nachtmerrie.
De platte electropop en irritante pitbullhits knallen aan honderd decibel door de doorgeblazen boxen van de Overpoort Bowl, en elke snare of beat is als een zweepslag voor Diederiks arme trilhaartjes. Het bier is te koud voor zijn tandjes. Het smaakt niet. Is dit nu fijn? Had Diederik niet beter wat aan zijn Bachelorpaper gewerkt? Mr. Worldwide, viva la fiesta!, krijst Pitbull in z'n oor. Didi wordt er haast moedeloos van. Zijn mouw plakt door een roze cocktaildrek vast aan de tafel. Godverdomme. Dat was zijn knalhemd. De vage contouren van zijn vrienden grinniken om zijn miserabele staat en Diederik zucht, duizelig en lichtjes misselijk. Neen, denkt hij bedwelmd, dit is niet fijn. Tot plots: het zatte licht. Diederik ziet in een vlaag van dronken besef in dat het beter is om niet te weeklagen om zijn dronkenschap, maar om er zijn wapen van te maken. De altijd zo timide en vrij lelijke jongeman durft in zijn bewuste nuchterheid nooit meisjes aanspreken. Wanneer hij dat wel doet, is het met een terughoudendheid die voortvloeit uit de immense prestatiedruk die hij zichzelf oplegt als het op flirten aankomt. Flirten kan hij trouwens niet, want hij heeft het gewoonweg nooit gedaan. Diederik is bang voor de afwijzing, dus probeert hij nooit. Of hij homo is, vragen zijn vrienden soms schertsend. Dat hun ma dat niet vroeg in bed de nacht ervoor, kaatst Diederik een machotopos terug de groep in. Didi kan niet goed om met vrouwen, en dat weegt, of hij dat nu wil toegeven of niet. Één meisje kuste hij in zijn leven, een middelgroot landzoogdier genaamd Charlotte Byttebier. Charlotte was niet zomaar dik, ze was gigantisch. Het arm schaap kon er niets aan doen. Van sporten tot zoutloos diëten, alles had ze geprobeerd om te voldoen aan de norm, maar zij en heel de familie Byttebier zijn voorbestemd om te blijven wat ze zijn: wandelende klompen vet. Charlotte was voor zo’n drie weken het vriendinnetje van Diederik, maar hij kon, getekend door de maatschappij waarin hij leeft, niet om met de overtollige kilo’s die zijn liefje meesleurde. Hij hield oprecht van haar, meer dan hij wil toegeven, maar de obesitasmopjes van zijn vrienden en familie braken hem. Sinds de breuk heeft hij nauwelijks nog pogingen ondernomen om zich te verzekeren van de kus van een vrouwtje. Onzeker, dat is hij, en heel introvert. Maar kijk eens aan: daar staat-ie als een kraanvogel te dansen op een gammele tafel, bierglazen omstotend en sletjes lokkend met zijn glazige ogen. Hoe, dat weet hij niet, maar Diederik beseft dat hij op één of andere manier in de Porters House beland moet zijn. Hij herkent de halfronde toog, de vele uitwisselingsstudenten en de smerige pisgeur. Keizer Didi heerst er soeverein over al het vrouwvolk, een beetje zoals Jommeke over de tweeling Miekes en zoals een Moslim over zijn boerkateef. Alle blikken zijn gericht op Diederik. Hij kan shufflen, hij kan tecktonik, hij kan duizend dingen die hij gisteren niet kon. Doe het licht aan en zet de muziek uit en ineens is hij een halvegare, maar in deze context, in dit café, op dit uur, in deze tempel niet: hij is een heilige. Alle meisjes, waaronder die erasmus-herpesdames van Italië en die intellectuele deerne uit Iran, liggen aan zijn verheven voeten. Didi’s dromen komen uit, maar al snel lijkt hij het niet meer te merken. Drie nummers lang al staat hij stokstijf te staren naar een prachtig meisje in de hoek. Hij overloopt haar lange, bruine, glanzende haren, haar subtiel maar zelfzeker glimlachje, haar fijne neus, haar jeansvestje dat perfect aansluit op haar ranke, atletische lichaam. Diederik is betoverd. De schoonheid heeft Didi ook opgemerkt. Hij staat dan ook al een half uur limbo’s te doen en, uiteraard, als een amateuristische stalker opvallend naar haar te loeren. Niet zonder moeite klautert hij van zijn dansvloertafeltje en vol vertrouwen duwt hij zich linea recta richting zijn soulmate voor vannacht. Woorden zijn overbodig. Diederik en zijn prinses walsen op Shakira, slowen op Will Tura en spelen met elkaars lippen op Sandstorm van Darude. De omstaanders vervagen, het minuscuul café wordt weids en ook al verstaan ze elkaar niet, de lovers lezen liefdesbetuigingen in elkaars geschreeuw. De nacht duurt er drie, het liefdesspel verlengt de dronken roes. Diederik doet er minstens tien minuten over om ‘wakker te komen’, zoals onze sympathieke en barbaarse buren het uitdrukken. Zijn zure stinkadem wordt geflankeerd door kleine, witte speekselbolletjes in zijn mondhoeken. Hij ligt niet in zijn eigen bed, merkt hij snel. Didi probeert te reconstrueren wat er de nacht ervoor plaatsgevonden heeft, maar dat is in wezen bijzaak: onze held is wakker geworden op het kot van een meisje, en voor de tweede maal in zijn leven heeft hij er één binnengelapt. Naast hem is het bed leeg. Ze moet zich gaan douchen zijn, of een ontbijt gaan regelen, denkt hij nerveus. Wat moet hij zeggen tegen haar? Dit wordt vreselijk gênant, weet hij. Wat nu? Diederiks bilspleet wordt nat van het zweet. In deze situatie is hij nooit eerder beland. Hij weet nauwelijks nog wat er gisteren gebeurd en gezegd is. Het enige dat hij zeker weet, is dat ze mooi was. Zo mooi. Didi knijpt z’n ogen dicht en spant z’n lippen stijf op elkaar: wat hebben ze in godsnaam gedaan, hoe zag er ook weer uit, wat hebben ze aan elkaar verteld, hoe kwamen ze hier terecht? De mentale reconstructie en korte flitsen openen langzaamaan de deur naar gisterenavond, en beetje bij beetje beseft Diederik dat hij wel eens de beste nacht uit zijn leven kon beleefd hebben. Maar hoe heette ze ook alweer? Lotte? Neen. Marieke? Misschien. Ine? Fuck. Hij neemt er snel zijn gsm bij en zoekt naar recent opgeslagen nummers. “Laurence”, brengt hij met zijn katermond uit. “Ja?”, klinkt bij de deur. Sociaal incapabele Didi slikt. Tijd om je sporen te verdienen, vent, verman je en rond dit snel af. Trillend kijkt hij op. In de deurmond staat de zus van Diederiks ex. Laurence Byttebier is twee jaar jonger en nog eens vijf kilo zwaarder dan Charlotte. De gelijkenissen tussen de dames zijn treffend: hetzelfde bruine haar, dezelfde lieve glimlach, een vergelijkbaar doorzettingsvermogen en het postuur van een bebouwde kom. Diederik kijkt met wijd opengesperde mond naar zijn ex-schoonzus. De stilte wordt enkel doorbroken door het gekraak van de vijf croissants die Laurence gaan kopen is. Didi kijkt vertwijfeld naar haar pens en patisserie. Hij barst in lachen uit. “Wat scheelt er?”, vraagt Laurence vertwijfeld. “Gewoon”, snikt Diederik tussen zijn lachspasmen door, “dat ik van je houd omdat je zo vet bent.” Laurence glimlacht. Ze reikt haar nieuw liefje een stuk van haar croissant aan. “Delen?”, vraagt ze. “Neen, neen, lieve schat, eet zelf alles op”, schokt Didi, “voor je het weet ben je onaantrekkelijk.” Neen aan moderne standaarden. Leve dikke wijven en croissants. Shmet (Foto niet gerelateerd, maar daarom niet minder belangrijk in ons leven)
3 Comments
|